muziekmethode voor de basisschool
Wijs een leerling aan als Piet, hij wacht buiten de klas. Ondertussen verstopt een andere leerling het cadeau. Roep Piet weer binnen en zing samen het lied. Ga net zolang door met zingen, totdat Piet het cadeau heeft gevonden. Kan hij door aan het cadeau te voelen raden welk instrument erin zit? Dat is meteen een goede oefening om de instrumentnamen te leren. Hoe snel kan Piet het uitpakken en meespelen?
Wijs daarna een andere Piet aan en herhaal het spel. Elke leerling die Piet is geweest, mag blijven meespelen tijdens het lied. Zo ontstaat langzaam maar zeker een Pietenorkest.
Haal minstens 3 leerlingen voor de klas en geef ze een set boomwhackers. Leer ze 1 voor 1 om hun partij te spelen, terwijl de overige leerlingen hardop de notennamen mee zingen (spreek Fis uit als Fies).
Lukt dit? Probeer het dan met drie leerlingen tegelijk.
Doe daarna nog een versie waarbij de leerlingen de tekst van het lied meezingen.
Vertel over Piet die op de daken klimt en voor de deuren loopt om cadeautjes af te leveren. Deel de werkbladen uit. Vraag de leerlingen alle cadeautjes los te knippen. Vertel het volgende: hoor je een hoge klank, dan plak je een cadeautje op het dak. Hoor je een lage klank, dan plak je een cadeau voor de deur. Gebruik de pauzetoets om de fragmenten te scheiden.
Doe 1 cadeau samen: start het luisterfragment, je hoort een hoge klank. De leerlingen maken de opdracht zelfstandig af.